Ik had zowaar eens geluk met een veerpont. De pont naar Wilhelmshaven had ik net gehaald. Dat scheelde 50 kilometer tegen de wind in ploeteren. Het merendeel van de dag was het aardig weer, maar tijdens mijn lunch en ’s avonds goot het. Gelukkig was die lunch in een restaurant en had de camping een luxe binnenruimte. Met verwarming.
De volgende dag heb ik weer een eigen route gemaakt die waarschijnlijk een stuk afwisselender was dan de eeuwige schapendijkjes en hekjes langs de kust. Via bossen en langs een kanaal ben ik door Aurich naar Emden gefietst. Daar heb ik mijn laatste duitse lunch van de reis op met een lekker glas weißbier. Het pontje dat ik daarna moest nemen, zowaar op de officiele route, ging één keer per uur. En dat was 2 minuten voordat ik er aankwam. Noodgedwongen heb ik dus nog maar een weißbier op een terrasje vlakbij de pont op.
Een kilometer of 10 na de pont fietste ik Nederland weer in. De dag eindigde in het havendorpje Termunsterzijl op een camping aan een schapendijkje en hekjes. Aan dr camping was wel weer te zien dat ik terug ben in Nederland. Geen warm water bij de wasbakken, betalen voor warm water voor de afwas en geen wcpapier. Dat was ik niet meer gewend.
Op maandag was het een dag als de eerste paar van de reis. Heerlijk warm en een windje in de rug. Het resultaat is dat ik nu op de boot van Harlingen naar Vlieland zit met 148 kilometer op de teller. Harlingen is trouwens een erg leuk plaatsje, dus het was niet heel erg dat ik ruim 3 uur op de boot moest wachten. En de Wieckse Witte op het terrasje smaakte uitstekend.