Vanuit Hope willen we de Kettle Valley Railway volgen, een oude spoorweg die ontmanteld is en nu een fiets- en wandeltrack is geworden. Volgens de tourist information moeten we de eerste 40 kilometer over de snelweg fietsen, want de tunnels in het eerste deel zijn nog dicht en de snelweg is bovenop het stuk daarna gebouwd.
Dat betekent dat we over de vluchtstrook, voor zover die aanwezig is, moeten klimmen terwijl het verkeer met ruim 120 kilometer per uur langs ons raast. Dat klinkt erger dan het was, want er wordt goed rekening gehouden met fietsers. Het verkeer gaat bijna zonder uitzondering een baan opzij om ons ruimte te geven.
Na een kilometer of 15 zien we de bordjes van de Trans Canada Trail staan, en proberen we die te volgen. Helaas bleek dat een doodlopend pad te zijn, natuurlijk weer met veel klimmen en onmogelijke keien. Het pad ging aan de andere kant van de rivier weliswaar verder, maar de benodigde brug was verdwenen.
Helaas moesten we dus weer terug naar de snelweg, waar ik ongeveer elke kilometer even moest stoppen. Al dagen doet mijn knie pijn, maar het wordt steeds erger. Ter hoogte van de afslag naar het daadwerkelijke begin van de Kettle Valley Railway zie ik het echt niet meer zitten. We zullen een aantal dagen in the middle of nowhere zitten, en zoals het op dat moment voelt ben ik bang dat het fietsen – of beter, het steeds de fiets moeten duwen en moeten lopen – binnen een of twee dagen echt niet meer gaat, en dan heb ik echt een probleem.
Op dat moment is het heel moeilijk. De tocht waar ik anderhalf jaar naar uit heb gekeken is voor mij over. Nog erger vind ik dat deze tocht Remko’s plan was, en dat hij deze nu alleen af moet maken. Het voelt als hem in de steek laten, maar ik zou hem nog meer in de steek laten als ik onderweg echt niet meer verder kan fietsen. We hevelen wat boodschappen over en Remko neemt wat materiaal van mij over. Dan is het gedag zeggen, en hij fietst de railway op.
Ik stap weer op de fiets om weer over de snelweg terug naar Hope te fietsen. Ik weet niet hoe ik het heb, zo erg baal ik van het besluit. Ik stuur een sms’je naar Josephine om haar te laten weten dat ik het fietsen heb opgegeven, maar in Nederland is het al bijna nacht. Wonder boven wonder blijkt ze nog wakker te zijn, en een paar kilometer later heb ik even genoeg mobiel bereik om haar te kunnen bellen. Dat gesprek heeft me wel goed gedaan, al was het maar omdat ik mijn verhaal even kwijt kon.Terug op de camping in Hope ga ik bedenken hoe ik nu verder wil. Ik wil niet direct terug naar Nederland, daarvoor is het hier veel te mooi. Daarnaast is Josephine de komende weken ook op fietsvakantie in Spanje. Even heb ik het idee om het eerste vliegtuig naar Spanje te pakken, maar dat zou betekenen dat ik weer ga fietsen – wat juist niet gaat – en dat ik toch uit Canada vertrek.
Dat idee laat ik snel weer varen, en ik maak een beter plan voor de komende weken. Ik ga een auto huren en ga mijn vlucht naar Nederland omboeken van eind juli naar begin juni. Dan heb ik nog 3 weken in Canada en ben ik op dezelfde dag thuis als Josephine.De volgende dag ontmoet ik Rex op de camping, die voor de eerste keer alleen kampeert en elke twee weken naar Hope gaat om zijn moeder te bezoeken. Hij wil mij op zaterdag wel een lift naar Chilliwack geven, waar ik weer heen moet om de auto op te halen. We hebben twee gezellige avonden met een kampvuurtje en veel bier. Ik merk dat mijn besluit om te stoppen met fietsen geen dag te vroeg genomen is, want ik zak een aantal keer per dag door mijn knie heen.
De fietsvakantie is over, maar er komt vast een heel mooie reis voor in de plaats.