Naar beneden
Natuurlijk zijn we niet voor niets naar Ayers Rock gereden, die willen we gaan bezoeken. Tenminste, willen we dat wel? In hetzelfde nationale park ligt namelijk ook Kata Tjutal waar een trail van ruim 7 kilometer loopt die veel leuker lijkt. De wekker is gezet, want eerst willen we de zonsopkomst bij Uluru zien. Om half vijf word ik met de klanken van de Morgenstimmung wakker. Buiten is het helemaal bewolkt. Okee, dan geen zonsopkomst. Twee uur later zitten we in de auto naar het beginpunt van de wandeling. Het wordt al snel warmer, dus gelukkig zijn we lekker op tijd. De wandeling zelf is enorm mooi. Na iets minder dan 3 uur (ruim een uur minder dan aangegeven ondanks vele fotostops) zijn we terug bij de auto. Inmiddels is het al ruim 40 graden. Ulur zelf bekijken we vanaf enkele uitzichtspunten, het is veel te heet om daar nog te gaan lopen. Wel kijken we nog even in het visitors centre rond.
Na een lunchstop in het dorp gaan we weer op weg, dit keer naar het zuiden. We eindigen bij een roadhouse met camping, waar we Ingrid ontmoeten, een Australische met Nederlandse ouders die lerares in Aboriginaldorpen is geweest. Onder het genot van een heerlijke whiskey hebben we een gezellige avond, ook dankzij het zwembad dat lekker gekoeld is. Wanneer het buiten 45 graden is, is dat zeker niet verkeerd.
De volgende stop is Coober Pedy, wat Aboriginal is voor ‘witte man graaft gat’. Het dorp is dan ook de wereldhoofdstad van de opaalmijnbouw. Natuurlijk willen we daar meer van weten, dus nemen we een rondleiding door een van de mijnen. We zijn op dat moment de enige bezoekers dus hebben we een privegids. Het was erg interessant en vooral ook heerlijk koel, want in de mijnen was het maar een graad of 28, ’s Nachts koelt het ook niet af, en aangezien we toch in een mijnplaatsje zijn besluiten we een ondergrondse kamer te regelen voor de nacht. In het lokale hostel kan je op 8 meter onder de grond in een oude mijn slapen. Het is een heerlijk koele nacht.